zondag 15 april 2007

Hoofdstuk 1 - De brief

‘Wat een duffe dozen,’ zei Linda, terwijl ze de voordeur opendeed. ‘Daar moeten we dus de rest van ons leven naast wonen.’
‘Ze waren best lief,’ vergoelijkte Sofie. ‘Toch wel grappig ook, een pottenstel als nieuwe buren. We zijn meteen een enclave zo. En het is ook handig voor de katten, als we op vakantie gaan.’
‘Hm,’ bromde Linda. ‘Het zijn niet echt mijn types. Werken, werken, werken en voor de verandering tussendoor carrière maken. Sáái. Hé, post.’ Ze raapte een lila envelop van de deurmat. ‘Voor jou. Alleen je naam, geen adres. Hier in de bus gegooid dus.’ Ze draaide de envelop om. ‘En geen afzender.’ Ze snoof. ‘Hij ruikt naar zo’n zoet bloemetjesparfum. Vast van een geheime aanbidster.’
‘Ik heb geen aanbidster.’ Sofie duwde de deur dicht. ‘Geef hier dat ding.’
‘Eerst netjes vragen.’ Linda drukte de envelop tegen haar borst.‘Lieve, lieve Linda, mag ik alsjeblieft de post die voor míj bestemd is?’
‘Dat kan veel liever.’ Linda sloot haar ogen en tuitte haar lippen. Sofie kuste haar en trok tegelijkertijd de envelop uit haar handen.

‘Maak open!’ commandeerde Linda.
‘Hallo nieuwsgierig aagje, dit is voor mij, weet je nog?’ Sofie liep de woonkamer in en ging op de bank zitten.
‘Wil jij dan niet weten wat erin zit?’ vroeg Linda.
‘Natuurlijk wel. En daarom ga ik hem nu openmaken.’ Sofie scheurde de envelop open en haalde er een cyclaamroze vel papier uit. Terwijl ze het bekeek, fronste ze haar wenkbrauwen.
‘Wat? Wat staat er?’ vroeg Linda.
‘Je hebt nog 77 dagen,’ las Sofie.
Linda griste de brief uit haar handen. ‘Je hebt nog 77 dagen.’
‘Dat zei ik toch.’
‘Wat raar.’ Linda draaide het vel papier om. De achterkant was leeg. ‘Geen afzender, geen aanhef, niks. Alleen zo’n bizarre boodschap. Ken je het handschrift?’ Ze gaf de brief weer aan Sofie.
Die bestudeerde hem grondig en schudde haar hoofd. ‘Ik krijg ook nooit meer post natuurlijk. Iedereen mailt. Het enige handschrift dat ik ken is het jouwe en dat van mijn moeder, van de verjaardagskaarten.’
‘77 dagen,’ zei Linda peinzend. Ze sprong op, liep naar de wc en kwam terug met de Novib-kalender. ‘Wat is het vandaag?’
‘15 april.’
Met haar vinger gleed Linda langs de dagen. ‘Tot 30 juni. Heb je iets speciaals op 30 juni?’
Weer schudde Sophie haar hoofd. ‘Trouwens, je weet niet of vandaag meetelt. Anders is het 1 juli.’
‘Oh ja. Heb je dan iets speciaals?’
‘Ik zou het niet weten. Het is vast een grap of een marketingstunt.’
‘Vast,’ zei Linda, alsof ze het zelf niet geloofde.

Een paar straten verderop zat Patrick aan zijn antieke eettafel de reclamefolders door te nemen. Dat was allang geen bittere noodzaak meer, gelukkig. Inmiddels was het een sport geworden om zo veel mogelijk geld te besparen. Hij had nu al weer zin om van het uitgespaarde geld naar Gran Canaria te gaan. Hij keek naar buiten. Miezerig rotweer. Misschien moest hij maar weer eens gaan boeken.
Uit de folder van Blokker viel een lila envelop, met alleen zijn naam erop. Werktuiglijk draaide hij hem om. Geen afzender. Hij rook eraan. Een kruidige geur, van een aftershave of een eau de toilette die hem bekend voorkwam. Waarschijnlijk had hij die gewoon zelf in de badkamer staan. Hij pakte zijn briefopener met het ebbenhouten handvat en scheurde de envelop open.

Sofie kon niet in slaap komen. Jaloers keek ze opzij naar Linda, die zoals gewoonlijk als een blok in slaap gedonderd was. Wat was er aan de hand? Waarom kreeg uitgerekend zij zo’n idiote brief? Van wie was hij en wat had dat gedoe met die 77 dagen te betekenen? Ze haatte verrassingen. Misschien was het een grap van Linda. Opeens kreeg ze een ingeving. Linda wilde haar gewoon ten huwelijk vragen. Sofie glimlachte en viel tevreden in slaap.

‘Hé Joris, met Patrick. Ik stoor toch niet?’
‘Nou, ik stond op het punt om naar bed te gaan. Weet je wel hoe laat het is?’
Patrick keek op de klok. Halftwaalf. ‘Sinds wanneer ga jij zo vroeg naar bed?’
‘Ik ben ook geen twintig meer,’ zei Joris. ‘En het weekend was, laten we zeggen… enerverend.’
Patrick voelde een steek van jaloezie. Hoe kwam het toch dat Joris altijd wel ergens een lekker ding wist op te pikken, terwijl hij… niet aan denken nu.
‘Ik heb iets gekregen,’ zei hij.
‘Toch geen SOA?’ Voor flauwe grappen vond Joris het blijkbaar nog niet te laat.
‘Nee, een brief.’
‘Een liefdesbrief neem ik aan. Gut, jongen wat romántisch,’ verzuchtte Joris. ‘Waarom krijg ik die nou nooit?’
‘Het is geen liefdesbrief.’
‘Je belt me midden in de nacht op om te vertellen dat je geen liefdesbrief hebt gekregen? Wat is het dan wel?’
‘Daar ben ik nog niet uit. Het is een anonieme brief, hier in de bus gegooid. Zonder aanhef, zonder afzender, alleen een boodschap. Er staat: ‘Je hebt nog 77 dagen’.’
‘En dat is alles?’
‘Dat is alles.’
Joris was even stil. ‘Maar,’ vroeg hij toen. ‘Waar slaat dat op?’
‘Ik heb geen flauw idee. Misschien wil iemand me vermoorden.’
‘Dat lijkt me erg onwaarschijnlijk. Wie zou het nou op jou gemunt kunnen hebben?’
‘Weet ik veel. André misschien.’
‘Dat met André is al een eeuwigheid geleden. Die is dolgelukkig met Jan en heeft jou allang verdrongen.’
‘Oh, dankjewel, dat is leuk om te horen. Toevallig zijn we wel elf maanden samen geweest.’
‘Sorry,’ zei Joris. ‘Maar je snapt me wel. We hadden het over vijanden, niet over exen. Misschien is het helemaal geen dreigbrief. Wie weet krijg je een prijs of zo.’
‘Ik doe nooit ergens aan mee,’ zei Patrick. ‘Tenminste, niet als het geld kost,’ voegde hij eraan toe, want hij was gek op prijsvragen en puzzels. Het was ongelooflijk hoe makkelijk je iets kon winnen door alleen een slagzin op een pak hagelslag of een doos koekjes af te maken. Joris had de theorie dat er gewoon niemand meedeed aan die wedstrijden. Patrick wist dat zo net nog niet. Je moest toch wel enig creatief talent hebben om in de prijzen te kunnen vallen?
‘Reclamebureaus rijden echt niet het hele land door om overal brieven in de bus te gooien,’ zei hij.
‘Dat weet je niet. Kun je je de gele kabouters nog herinneren? Die stonden ook ineens bij mensen in de tuin. Hoe dan ook, ik zou me er maar niet druk over maken,’ zei Joris. ‘Ga gewoon slapen, en als er wat aan de hand is, merk je dat vanzelf wel. Welterusten.’

Geen opmerkingen: