zondag 30 september 2007

Hoofdstuk 9 - Een sterfgeval

Angelique zat op de schommel, de zee kwam al tot haar heupen. Ze keek naar het strand waar de golven rustig aanspoelden. Ze zag Sofie staan. Ze zwaaide, maar merkte toen dat Sofie met haar rug naar haar toe stond. Ze probeerde te roepen, maar er kwam geen geluid uit haar keel. Ze dacht aan haar leven, aan de kinderen, aan het sms’je van Sofie, aan Sofie. De zee steeg. Vechten hielp niet meer en eigenlijk wilde ze ook niet meer. Ze dacht nog een keer aan haar vernedering, haar pijn. Met een zucht liet ze los en gaf zich over. In de verte hoorde ze Pablo Casals. En zag het licht. Er was niemand bij. Angelique was alleen toen ze stierf.

De rode kist werd langzaam op de muziek van Adagio Albioni door haar kinderen de kerk in gebracht. Niet dat ze zo gelovig was, maar ze had altijd lachend gezegd dat ze toch het zekere voor het onzekere nam. De kerk zat bijna vol. Patrick zat ergens achterin. Hij wilde komen om Daan een beetje te ondersteunen. Langzaam liepen ze, alsof ze haar bij zich wilden houden. Het was verder doodstil.
Sofie zat in de tweede rij, ze zag bleek. Ze was alleen gekomen, want ze wist dat als Linda mee zou gaan het erg onrustig zou worden. De kinderen staken de kaarsen aan en gingen vooraan zitten, dicht tegen elkaar.

Patrick keek naar de mensen in de kerk en zag een vrouw vooraan die hij al eerder had gezien, waar het was of wie ze was wist hij niet. Klazien was zich niet bewust dat iemand haar aan het observeren was. Ze had verdriet, ze voelde woede voor de vrouw die in de tweede rij zat. Ze keek strak voor zich uit. Patrick dacht dat hij later aan Daan zou vragen wie zij was. Ook Sofie was Klazien aan het bekijken. Ze keek tegen de rechte rug van Klazien aan, en bedacht hoe snel alles was gegaan. Niet eens een jaar was voorbij sinds hun vakantie in AziĆ«, en nu lag Angelique in de rode kist, dood. Ze hoorde niet wat de dominee zei. Ze was in gedachten, nog 70 dagen te gaan, er waren zeven dagen verstreken sinds zij die brief had gekregen. Een nummer van Leonard Cohen klonk door de kerk “Joan of Arc”. Daarna werden er toespraken gehouden en op het eind las Daan een gedicht van Toon Tellegen voor: ‘Als je moeder doodgaat, gaat de deur dicht van een wilde tuin’.
Toen was het voorbij en werd Angelique ter aarde gebracht, op de muziek van Pablo Casals’ “Songs of the birds”. Sofie kon zich nog herinneren dat Angelique altijd had gezegd dat ze niet verbrand wilde worden als ze gestorven was. Als ze dat zei sloeg Sofie altijd een arm om haar heen en zei: “je leeft tot je 100 bent, wees maar niet bang”. Het was voorbij. De vogels zongen gewoon door. De wereld draaide gewoon door, niets stond stil, alleen de mensen om Angelique’s graf.

Daan zat tegenover Patrick. Ze hadden afgesproken in een visrestaurant. Daan zag nog bleek en Patrick pakte zijn hand en kneep er zachtjes in.
“Ik kan het nog niet geloven” zei Daan. “En wat ik nog minder kan geloven is dat mijn moeder Sofie 50 duizend euro heeft achtergelaten. Ongelooflijk”.
“Wie was die vrouw die vooraan zat bij jullie in de kerk?” vroeg Patrick.
”Dat was Klazien, de vrouw waar mijn moeder een relatie mee had”.
“Gek” zei Patrick, “ik ken haar ergens van, maar ik weet niet waarvan”.
“Ik ken haar niet zo goed” zei Daan. “Ik weet ook niet waar ze haar heeft ontmoet, wel weet ik dat het snel na Sofie was, drie maanden ofzo. Ik vond het vreemd dat ze zo snel weer een verhouding kreeg”.
Daan keek naar Patrick en dacht: “wat stom dat ik niet bij hem ben gebleven”.

Terwijl Patrick en Daan samen zaten te eten lag Klazien met haar gezicht in het kussen van Angelique om de geur van haar parfum in zich op te nemen. De woede maakte haar bijna waanzinnig. De dood van Angelique maakte haar nog meer vastberaden om haar wraak te nemen ze had niks meer te verliezen. Ze draaide zich om en keek naar het plafond en dacht aan haar meesterplan. Hoe durfden ze haar te ontslaan. Ze liep naar haar bureau en pakte twee kaartjes en schreef er “nog 69 dagen” op. Ze deed ze in een envelop en stapte in haar auto, de donkere nacht in. Ze voelde zich sterk, haar wangen gloeiden. Haar hart klopte snel.

Sofie lag nog klaarwakker terwijl Linda naast haar lach- en kleine snurkgeluidjes maakte. Haar hart deed pijn, steeds dacht ze aan de rode kist en dat ze Angelique nooit meer zou zien. Nooit zou ze zien hoe Angelique stiekem nu en dan nog op haar duim zoog, en ze zou nooit meer een kaart van haar krijgen. Haar horen lachen, schelden naar de TV. Niks helemaal niks. Sofie deed haar gezicht in haar kussen en huilde, dit had ze niet gewild. Ergens voelde ze zich schuldig, schuldig dat ze Angelique zo snel uit haar leven had gegooid, dat ze net deed alsof ze de pijn en het verdriet die Angelique voelde niet zag. Ze dacht hoe blij Angelique was met de kleine dingen en kon huilen van verdriet over beelden de ze soms zag op de televisie. Sofie viel in een onrustige slaap en hoorde de brievenbus niet.

auteur: Tonny

Geen opmerkingen: