zondag 17 juni 2007

Hoofdstuk 4 - Het verleden II

Die ochtend was ze in de lila auto van Klasina gestapt. Angelique moest wel lachen om de kleur maar ze was blij dat ze hem even mocht lenen. Ze voelde zich duf. ‘Die rotpillen’ dacht ze. Ze moest er maar snel van af al ontraadde haar behandelaar het ten sterkste. Meestal ging ze op de fiets, maar vandaag mocht ze de auto van Klasina lenen. Ze had altijd zelf een auto gehad maar die had ze teruggegeven aan Sofie. Een steek ging door haar hart toen ze bedacht dat die jonge snol er nu in reed. Ze moest ook wel lachen om het woord snol. Haar kinderen gebruikten dit woord altijd als ze ruzie hadden. Haar kinderen, wat waren die geschrokken toen ze op de eerste hulp lag en daarna op de hartbewaking. Rebecca leek zo verdrietig en probeerde haar te troosten en Jeroen huilde dikke tranen en vroeg: ‘Waarom dan mam, je hebt ons toch nog?’. En Daan, die leek alleen maar woedend, waarop wist ze niet. Ze dacht aan al haar vriendinnen en aan Klasina, hoe bevoorrecht ze was. Ze wist ook niet wat haar bezielde. Eigenlijk was het een soort black-out geweest. Ze had al haar pillen ingenomen en een buurmeisje had haar gevonden. Ze werd weer wakker in een klein wit kamertje, met allemaal slangetjes en draadjes op haar lichaam. Het ergste vond ze nog die blaaskatheter die ze zag toen ze de deken op tilde. Bah, dat iemand dat er in had gedrukt zonder dat ze het wist, misschien ook maar beter. Daarna was ze naar de paaz gebracht. Ze kon niet eens op haar benen staan en haar mond hing een beetje scheef. De paaz was rustig voor haar. Niemand vroeg of wilde wat van haar. Gek, ze voelde zich op haar gemak daar tussen de manische en schreeuwende mensen. Vaak zat ze in het rokerskamertje van twee bij drie meter, de ene na de andere sigaret te roken. Nu woonde ze in een studentenhuis en hoorde nu en dan een student dronken thuiskomen wanneer ze met open ogen naar het plafond staarde. Zij had zelf ook wat te vaak te diep in het glaasje gekeken de laatste zes maanden. Maar sinds Klasina in haar leven was ging het beter met haar en voelde weer dat ze wat waard was. Maar nooit zou ze zich weer aan iemand geven zoals aan Sofie. Van Klasina hield ze veel, maar afhankelijk van iemand? Nee, nooit meer.

Ze hoorde haar mobiel, een sms, met één hand probeerde ze hem te pakken. Opeens maakte haar hart een sprongetje, het was Sofie. Even vergat ze dat ze op de weg zat, probeerde het te lezen, keek op, zag de motorrijder en remde. Zoals in een langzame film, voelde Angelique hoe ze de controle over het stuur kwijtraakte. In een flits zag ze haar leven aan haar voorbij gaan, haar leven met Sofie. Ze voelde zich uitgeleefd en uitgekotst. Ze had niks meegenomen alleen de computertafel en de droger. En, o ja, het tostiapparaat voor de warme hap. Alles was van Sofie geweest, de auto, het huis, de inboedel. Alles. Ze leefde de laatste zes maanden in een studentenhuis. Eén grote kamer opgedeeld in een zit-en slaapgedeelte. Ze was er eigenlijk wel trots op. Wanneer ze op haar bed lag voelde ze de ogen van Marilyn Monroe die door de boekenkast naar haar keek. Soms sliep Klasina naast haar, dan kon ze haar arm om haar heen slaan en de warmte voelen. Maar ze moest leren alles alleen te doen, zelfstandig alleen kunnen wonen noemde ze dat. Alles alleen, zo ging ze dus ook alleen naar haar bestraling. Nooit hoorde ze wat van Sofie. Die had totaal geen interesse of het beter met haar ging of niet. Vele tranen had ze gehuild, zo eenzaam. Nu was het afwachten of het allemaal geholpen had.
Ze moest weer leren om naar haar werk te gaan. Dat kostte moeite. Alles leek meer moeite te kosten, terwijl het eigenlijk beter ging de laatste tijd. Het vele drinken was gelukkig minder geworden. Ze was al bang dat ze zo als haar vader zou worden. Er waren wel dagen dat ze nog wel eens te veel dronk maar het verzachtte de boel en soms weer niet. Door de alcohol werd ze roekeloos. In het begin pikte ze mannen op om zich minder eenzaam te voelen, maar later bedacht ze dat ze zich op die manier alleen maar slechter voelde. En de vraag waarom mannen? Tsja, daar kon ze geen antwoord op geven. Misschien had ze het gevoel dat ze zich helemaal over kon geven aan iemand. Een object voelde ze zich, een gewild object. Het kostte nooit moeite om iemand te vinden. Ze nam nooit dezelfde man twee maal mee, dat zou te persoonlijk worden en dat wilde ze niet. Weer moest ze aan Klasina denken. Zo anders dan Sofie. Een mooie slanke vrouw, sportief en heel rustig. En Klasina hield van haar. Ze had wel eens aan Klasina gevraagd waarom ze haar had gekozen. ‘Het waren je ogen’ zei ze dan ‘die keken zo bedroefd, zo eenzaam’. Klasina nam haar mee naar het filmhuis. Daar genoten ze van de film en van elkaar. Ze hadden zo veel te bespreken, tastend naar elkaars ziel. Soms kon ze niet slapen. Dan drukte ze met haar hand tegen het raam dat koud aan voelde. Zo koud als haar hart werd toen ze er achter kwam wat Sofie voor Linda voelde, een 20 jaar jongere vrouw. En ze wist hoeveel moeite Sofie had met het oud worden.
Zíj werd als gek verklaard met al die opnames in de paaz, toen ze gek werd van verdriet. Maar wie was er eigenlijk gek? Ze raakte vaak de realiteit van deze wereld kwijt, maar dat bracht ook opluchting met zich mee. Weg van deze wereld!

16 jaar geleden zag ze Sofie voor het eerst. Ze werd doorgestuurd naar een psychiater en dat werd Sofie, in haar blauwe jasje, Angelique zou het nooit vergeten. Maar dat was 16 jaar geleden. Haar werk flitste voorbij. Ze rook nu ook de lucht van urine en ontlasting die haar altijd tegemoet kwam als ze de afdeling opging. De geur bedekte je als een warme deken, je rook het soms niet meer. Ze ging altijd met een lach om haar mond naar binnen, maar die verdween snel als er niemand in haar buurt was. Soms deed die lach pijn, zo onnatuurlijk op haar wangen. Ze was de clown van de afdeling, sfeerbepalend, maar ze vond het erg moeilijk dat vol te houden de laatste maanden. Niemand zag dat haar hart bloedde en haar ziel rusteloos was. Wat kon ze goed toneel spelen. Daarom was het ook zo’n grote schok voor de afdeling dat ze die poging had gedaan. Niemand zag het aankomen, net zo min als zij het aan zag komen met Sofie en Linda. De bewonersgroep sprak haar nog wel aan, demente ouderen, die altijd op zoek waren naar het verleden en die niks hadden met het hier en nu. Daar kon ze zich goed in voelen. Ze omhelsde hen, ging dicht tegen ze aan zitten en kreeg er zo veel uit als ze gaf. Ze had hen net zo hard nodig als zij haar, al zouden ze dat nooit weten. Niemand zou het weten. Soms stopte ze haar gezicht in een nek van een oude vrouw en werd ze op haar wang gestreeld. Ze voelde zich dan een seconde veilig. Veiligheid, wat was daar weinig voor nodig. Ze wilde dat dingen weer zo waren als voorheen, maar nu wist iedereen van haar zwakheden, haar verwardheid, haar vernedering. Misschien was dat wel eigenlijk het ergst. Ze had hen nog verteld dat ze met Sofie ging trouwen. Lachend hadden ze nog gevraagd wat voor jurk ze ging dragen en nu wist iedereen dat ze vernederd was, weggegooid, alleen. Ze was moe, ze kon zo hard werken door nooit haar zwakheden te laten zien op de afdeling. Het liefst zou ze nooit meer naar dit werk teruggaan, zich het liefst laten verdrinken in zee. Met de golven mee in het ijskoude water…
Ze voelde een doffe pijn in haar hoofd. Het verbaasde haar dat ze koude tranen voelde die langs haar wangen rolden. Ze wist niet goed waar die vandaan kwamen. ‘Hoe lang duurt pijn?’ dacht ze. ‘Hoe lang kan ik dit nog verdragen?’ Ze had ergens in de bijbel gelezen dat je nooit meer kreeg dan je kon verdragen. Door die pijn dacht ze aan haar vriendinnen, die dag en nacht een web voor haar gesponnen hadden, zodat als ze viel het zacht zou zijn. Steeds weer raapten ze haar op, luisterden naar haar gehuil, naar haar dronken buien, het gekerm en de woede. Langzaam hebben ze haar weer teruggetrokken naar het hier en nu, overgoten met hun liefde en geduld. De pijn werd heftiger, ze proefde bloed in haar mond. Eigenlijk was ze verbaasd. Ze dacht aan haar levensverzekering, ze dacht aan de koude zee, ze dacht aan Sofie en dat ze nooit te weten zou komen wat er in het sms-je stond. Wat ze ook dacht was dat ze dood ging en ze probeerde te lachen, maar er kwam alleen maar een snik uit. Ze voelde het zwart om haar heen worden en ervaarde de opluchting dat het voorbij was.

Auteur: Meta